Cabo, Cabo, Cabo: Gery Mendes over de liefde, vaderschap, man-zijn en het gezin

- Mirte Hartland

OORLOG EN LIEFDE

Het idee voor deze voorstelling speelde al jaren bij Gery. Jonge Kaapverdiaanse mannen vochten in de jaren ‘60 en ‘70 in Angola, Mozambique en Guinee-Bissau. Mijn vader was een van deze mannen die twee jaar lang zijn dienstplicht vervulde in Angola. Ik heb veel onderzoek gedaan naar de koloniale oorlog en probeerde ook via mijn vader meer te weten te komen. Er waren een paar verhalen die hij vaker vertelde, maar er is ook een laag waar hij niet heen wilde. Ik moest op een gegeven moment concluderen dat ik via hem niet dichterbij die oorlog kon komen.’

Het stuk begon als een ode aan zijn vader en familie, maar in de periode dat Gery onderzoek deed voor dit stuk boterde het niet tussen hem en zijn vader. Dat had invloed op het maakproces. De oorlog begon als een metafoor te dienen voor de relatie tussen twee mannen met vurige karakters. ‘We botsen, dat hebben we eigenlijk altijd gedaan. Hij en ik die tegenover elkaar exploderen als een soort landmijnen of bommetjes. Ik zie karaktereigenschappen van hem in mijzelf, als ik bijvoorbeeld naar hem en de relatie met mijn moeder kijk, herken ik dingen uit relaties die ik nu heb. En ik zou bepaalde dingen niet willen herhalen of me er in ieder geval meer bewust van willen zijn. Dit is een poging om een soort cyclus te doorbreken vanuit de angst dat ik op een dag op dezelfde plek ben. In het geval van mijn vader is dat gescheiden, alleen en in mijn ogen eenzaam. En tegelijkertijd, als hij beweert dat hij gelukkig is, wie ben ik als zoon om dat te beoordelen? Ik heb een twist aan de voorstelling gegeven, het is net alsof ik me tien jaar in de toekomst begeef, een gezinssituatie met een kind achter de rug heb en op jongere leeftijd in dezelfde situatie zit als hij nu. Dat werd mijn vertrekpunt om naar antwoorden te zoeken.’

Naast het botsen leverde het proces ook momenten van inzicht en verbinding op. ‘Dan komen de mooie momenten ook ineens omhoog en herinnerde ik mij iets van toen ik twaalf was en kon ik zien dat hij op zijn manier ook zijn best deed. Misschien wees ik al die tijd alleen maar naar hem, maar ben ik zelf ook onderdeel van het probleem. Ook door de manier waarop we zijn opgevoed, hoe we onze affectie tonen. Als je dat niet van huis uit heb meegekregen dan is het moeilijk om dat te doen. Tijdens het schrijf- en repetitieproces ben ik steeds dichter bij de liefde gekomen voor mijn vader en de liefde van hem naar mij, omdat ik ook in zijn stem aan het schrijven was. Dus het is interessant wat er gebeurt als ik dit stuk vaker ga spelen. Misschien dat ik dan nog dichterbij kom’.

KAAPVERDIE
De voorstelling speelt zich af in het huis van de familie op Kaapverdië waar Gery herinneringen opgraaft. Voor het maken van deze voorstelling heeft hij veel tijd met zijn vader doorgebracht in dit huis. ‘De gemiddelde Kaapverdiaan is vanaf het moment dat hij hier is gekomen heel erg bezig met het moederland en daar iets opbouwen. Je komt hier om te werken om op een dag daar terug te keren als koning. Sinds ik me kan herinneren is het ‘Cabo, Cabo, Cabo’ geweest. Mijn vader was vaak weg en altijd aan het bouwen, maar het is nooit af. Nog een verdieping, dit nog, dat nog.’

Op Kaapverdië heeft Gery zich zoals te verwachten is van een veelzijdig muzikant ondergedompeld in muziek. ‘Mijn vader speelt gitaar sinds ik me kan herinneren. En hij heeft zelf ook een nummertje of twee geschreven. Hij speelt Kaapverdiaanse klassiekers, dat doet iedereen daar op dat eiland, je hebt daar zoveel talenten. En muziek maken gebeurt daar gewoon vanuit chillen en spelen’.

Naast traditionele Kaapverdische muziek, verwerkt Gery verschillende muziekstromingen die in de landen waar deze voorstelling over gaat beluisterd worden in de voorstelling. ‘Kaapverdiaanse muziek, Angolese muziek en misschien zelfs Portugese muziek. En natuurlijk de muziek vanuit mijn hiphop achtergrond. Dus als je het echt over genres hebt uit Kaapverdië is het batuku, funaná, tabanka en morna, waarvan die laatste het bekendste is. En als we het hebben over Angola is het opzwepende gitaar funk en Soukous wat eigenlijk uit Congo komt. En dat wil ik vanuit mijn hiphop achtergrond allemaal samenbrengen’.

Ook dans maakte onderdeel uit van het onderzoeksproces. ‘Ik ben helemaal geen danser, maar heb altijd het gevoel gehad van er zit iets dat eruit moet. Daarom heb ik lessen gehad van Manu Preto, artistiek leider van de dansgroep Raiz di Polon en heb ik lessen gevolgd in traditionele dansstijlen zoals Batuku. Dat was te gek, het zit al een beetje in mijn lijf, maar daar merkte ik dat er nog veel meer in zit dan ik dacht. Er zijn ook stijlen die ik helemaal nog niet kende. Ik had soms geen idee wat ik deed, maar ik filmde alles en als ik het terug keek zag ik dat het er best goed uit zag. Het was een goede manier om bewust van mijn lijf te worden.’

Naar aanleiding van zijn ervaringen met dans op Kaapverdië, kwam hij uit bij de Britse fysiek en visueel theatermaker Benji Reid als regisseur. Tussen hen werd vooral gezocht naar balans. ‘Ik wil van alles, vooral muzikaal, maar Benji is van less is more. En dat snap ik ook wel dus ik denk dat we een goede middenweg zullen vinden. Ik heb ook de teksten zelf geschreven en samen met Maarten van Hinte (tekstadvies) en Wieke ten Cate (artistiek leider Orkater) hebben we gekeken hoe we met al dit materiaal een mooie lijn konden maken.’ Hierbij moesten wel enkele darlings sneuvelen, iets wat Gery soms moeilijk vond. Het idee dat er uit het rijke muzikale materiaal van dit project ook een album zal voortkomen maakte het wegsnijden van materiaal iets makkelijker. ‘Mijn idee is dat de voorstelling en het album zo aan elkaar verbonden zijn dat je wanneer je de voorstelling hebt gezien het album wil luisteren, en dat je wanneer je het album beluistert het gevoel krijgt dat je de voorstelling wilt zien. Dat het als puzzelstukjes in elkaar valt.’

Tijdens het maakproces ontstonden er vruchtbare out of the box samenwerkingen. Zo werd de scenografie ontwikkeld door de Kaapverdiaanse architect Zico Lopes en fashioncreator en theatermaker Sandro Lima maakte het kostuum. ‘Kaapverdische generatiegenoten die echt snappen wat ik bedoel en hoe het eruit moet zien’.

Filmmaker Bouba Dola kwam tijdens het onderzoeksproces twee keer naar Kaapverdië om Gery te volgen tijdens zijn onderzoek. ‘Sommige elementen die niet in de voorstelling zitten, komen wel in de docu.’

IN THE END
Ondanks dat hij altijd veel van zichzelf in zijn muziek en theaterwerk legde, gaat Gery in Borboletas een laag dieper. ‘Dit project is een soort speurtocht die me de hele tijd forceert om naar binnen te gaan, mooi maar ook zwaar. Ik ben niet op deze manier persoonlijk geweest in mijn werk. Ik heb niet eerder iets gemaakt dat voor mijzelf helend kan zijn, maar ook voor anderen. Bij de doorloop zaten twee Kaapverdische jongens in het publiek en die snapten alles, van dat huis tot die afwezige vader. Maar niet alleen zij, iedereen die het ziet snapt waar de urgentie om dit te maken vandaan komt. In the end is het een voorstelling over de liefde, vaderschap, man-zijn, het zwarte gezin en het gezin in het algemeen. Er achter komen wat er echt toe doet in het leven. Het gaat om pure liefde tussen twee mannen die eigenlijk willen zeggen dat ze van elkaar houden, maar dat niet op die manier kunnen.’

{/exp:ce_cache:it}