Na hun twee Nieuwkomersvoorstellingen ILIAS en De meester en Margarita gaat KONVOOI op Oerol in première met een nieuwe muziektheater-bewerking van een literaire klassieker. Later dit jaar zal de voorstelling ook in het theater te zien zijn. KONVOOI-leden Belle van Heerikhuizen, Victor IJdens, Jacob de Groot, Jasper van Hofwegen en Bart Sietsema vertellen over hun nieuwe voorstelling High-Rise.
‘Voor elke voorstelling gaan we samen in gesprek over wat ons het meest bezighoudt’, vertelt Bart. ‘Op die manier komen we tot het thema van onze voorstelling. Dit keer kwamen we uit op het thema angst, en specifieker de angst voor het einde van de wereld.’ Jacob: ‘Wij denken dat dit angstgevoel heel sterk heerst bij onze generatie. We hebben ons ook wel afgevraagd of niet elke generatie dit denkt, maar nooit waren zo veel realistische rampscenario’s denkbaar op het gebied van klimaat, politiek, economie of een mogelijke oorlog.’
‘Maar onze voorstelling gaat niet over hoe dat einde er precies uit ziet, maar over dat gevoel van angst en hoe daarmee om te gaan’, zegt Victor. ‘Angst is heel persoonlijk en intuïtief, juist niet gericht op een concreet ding waar je bang voor bent. Het is een angst voor mogelijke eindes. Daarmee is angst per definitie verbonden aan verbeelding en fantasie, en leent het zich heel goed om te worden vormgeven in literatuur en in ons geval theater.’
Belle: ‘Daarom is het ook geen zware voorstelling, maar is het juist heel dynamisch en fantasierijk. We zien vijf spelers, die ook allemaal zingen en dansen. De kostuums zijn kleurrijk en het decor is gigantisch. In dat over the top en larger than life-gehalte zit veel humor en ademruimte. Dat komt ook door het absurde karakter van het boek dat we bewerken.’
Pre-dystopisch
Bart: ‘Wij werken altijd vanuit een literaire bron. Als we het thema hebben zoeken we daar een boek bij. Ook voor deze voorstelling hebben we weer een meter aan literatuur gelezen. Margaret Atwoods MaddAddam-trilogie bijvoorbeeld, maar ook De duivelsverzen van Salman Rushdie, Waterschapsheuvel van Richard Adams en De passagier van Cormac McCarthy. Uiteindelijk hebben we voor een ander boek gekozen om te bewerken, maar van al deze boeken komt iets terug in de voorstelling.’
Jasper: ‘Bij veel van deze boeken is de ramp ingevuld en gaan ze over die ene mogelijke apocalyps. Waar wij eigenlijk naar opzoek waren was een pre-dystopische roman. Juist omdat wij iets wilden maken over dat gevoel dat je niet weet welke ramp je te wachten staat, maar wel weet dát je een ramp te wachten staat. Dat is veel beangstigender omdat het gevaar dan van alle kanten kan komen en je ook geen idee hebt of je de deur moet barricaderen of een vlot moet bouwen.’
Een absurde koortsdroom
Victor: ‘Uiteindelijk vonden we dat boek in High-Rise van J.G. Ballard uit 1975. Dit boek speelt zich af in een luxueuze woontoren, toonbeeld van de menselijke maakbaarheid, die een samenleving op zichzelf vormt en vervolgens in totale wildernis vervalt. Het interessante is dat dit verval, dit einde, geen grootse gebeurtenis is, maar meer een verschuiving, een langzame lawine. Het begint met iets kleins dat misgaat, maar dat wordt langzaamaan groter en absurder waardoor het geheel als een koortsdroom of psychose begint te voelen. Die lijn volgen we ook in onze voorstelling. Er gebeuren steeds waanzinnigere dingen. Die gekte is zowel komisch als beangstigend. Als toeschouwer weet je op dat punt ook niet meer of je naar mensen in een flatgebouw kijkt, of dat je in een angstvisioen van Alice bent beland.’
Jacob: ‘In onze bewerking vertellen we het verhaal vanuit Alice (gespeeld door Imke Smit). Met haar intrek in het laatste appartement van het complex is de perfecte wereld af. Maar vanaf dat moment begint die wereld steeds meer imperfecties te vertonen. Alice lijkt de enige te zijn die dit ziet, waar alle anderen het op een manier lijken te ontkennen of wegstoppen. Zij probeert het gevaar als enige dus echt aan te gaan.’
Belle: ‘Maar zij weet ook niet hoe zij daar dan precies mee om moet gaan. Alice maakt eigenlijk de worsteling door die wij als makers in ons eigen leven ook met dit probleem hebben en haar personage is dan ook het moeilijkst voor ons om vorm te geven, omdat wij het uiteraard ook niet weten.’
Harmonie en verval
Bart: ‘Net als bij onze vorige voorstellingen werken we vanuit de menselijke stem en koorwerken die we bewerken. Voor High-Rise hebben we ons vooral laten inspireren door requiems. Een requiem wordt gezongen voor een overledene om de tijd die de geredde ziel in het vagevuur moet doormaken te verkorten. Dat is eigenlijk een hele hoopvolle of troostende gedachte. Maar dan gaat het gebouw hiermee aan de haal. Stemmen worden vervormd en worden aangetast door digitale effecten en elektronische muziek. Met stukken van o.a. Bach, Ligetti, Verdi en ook meer hedendaagse koorstukken van bijvoorbeeld Roomful of Teeth mondt dat uit in een soort techno-requiem, hoewel het meer is dan techno alleen.’
Belle: ‘Op Oerol spelen we bovenop een oude vuilnisberg met een prachtig uitzicht in de verte. Het is dus net alsof je bovenop een hoog gebouw zit. We hebben een stalen decor (Ruben Wijnstok) dat groots, ongenaakbaar en kil is. Daartegenover staan dan weer hele kleurrijke en expressionistische kostuums (Esmée Thomassen). Al die elementen samen gaan een gevecht met elkaar aan waarbij soms het menselijke en dan weer het onmenselijke de overhand heeft. Ook voor ons is het nog de vraag wie of wat er uiteindelijk overblijft na dat gevecht. Ik zou het zelf heel mooi vinden als je daar op die plek, nadat je de hele tijd naar die mensen in die flat hebt gekeken, weer opnieuw naar die omgeving kan kijken.’
Hoop
Jacob: ‘Dat vind ik ook een mooi idee, dat er na de mens weer ruimte is voor de natuur, maar het zou zo mooi zijn dat er in een harmonieuze toekomst ook een plek is voor ons. Dat de voorwaarde daarvoor niet is dat wij weg moeten.’ Victor: ‘Maar daarvoor moet er wel iets veranderen. Voor J.G. Ballard was zijn boek een duidelijk aanklacht tegen de verwende westerse en egocentrische mens. De angst voor dat mogelijke einde is misschien ook wel deels een angst voor onszelf. De angst dat we vergeten dat we mensen zijn. Want als puntje bij paaltje komt, wat blijft er dan nog over van altruïsme en naastenliefde?’
Bart: ‘Uiteindelijk geven we met onze voorstellingen nooit antwoorden, dat kan ook niet met de thema’s die we hanteren. Maar het kan misschien wel een sleutel zijn voor iemand om woorden te kunnen geven aan een dieper gevoel waarvan iemand denkt dat die als enige die angst heeft. Dat is denk ik sowieso de kracht van theater, maar bij dit thema misschien nog wel iets meer. Het onder woorden brengen van onze angsten maakt ook dat we ze minder als individuele eilandjes beleven.’
Victor: ‘Dat zie je ook bij Alice. Zij is in die gekke en absurde koortsdroom op zoek naar verbinding en communicatie. Pas als we taal kunnen geven aan onze angsten, kunnen we ook tot handelen komen. Angst is daarom misschien wel een veel vruchtbaardere bodem voor verandering dan hoop. Dat vind ik wel een hele constructieve gedachte van deze voorstelling.’